Eerder dan een veneuze trombose te behandelen, moet het optreden ervan absoluut vermeden worden. Dit kan door eventueel door voldoende te bewegen.
In bepaalde omstandigheden kan uw arts u geneesmiddelen voorschrijven. Dit kan een orale medicatie zijn (tabletten) of een injectie met een laag moleculair gewicht heparine en dit voor de ganse periode dat u risico loopt een veneuze trombose te ontwikkelen.
Indien uw arts bij u een veneuze trombose heeft vastgesteld, kunnen opnieuw gelijkaardige geneesmiddelen voorgeschreven worden, maar dan vaak in een hogere dosis dan de preventieve dosis.
Wanneer de risico’s op trombose worden geanalyseerd, moeten we twee soorten onderscheiden : basis- en acute risico’s. Een basisrisico (= een risico gelinkt aan predisposities) omvat erfelijke neigingen van de patiënt en factoren die zich geleidelijk hebben ontwikkeld. Een basisrisico is steeds aanwezig, zelfs wanneer er geen acute verschijnselen zijn. Een acuut risico resulteert dan weer uit een plotse aandoening of de behandeling ervan, bvb. een operatie of acute ziekte die inactiviteit met zich meebrengen.
Basisrisico’s | Acute Risico’s |
---|---|
Contraceptiepil of hormoonbehandeling gelinkt aan de menopauze | Inactiviteit (bedlegerigheid, gips, spalk, acute verlamming na een CVA) |
Voorgeschiedenis van trombose/embolie | Operatie, blessure |
Trombose/embolie bij een nauw verwant familielid | Zwangerschap |
Aangeboren of verhoogde neiging tot trombose (trombofilie) | Actieve kanker |
Leeftijd > 75 jaar | Ernstige acute infectie (bvb. longontstekening) |
Overgewicht | Acuut hartfalen |
Voorgeschiedenis van kanker | Aandoeningen met ernstig vochtverlies (bvb. ernstige diarree) |
Plutôt que de devoir traiter une thrombose veineuse, il faut absolument essayer de prévenir l'apparition de celle-ci. C'est pour cette raison que votre médecin vous prescrira un médicament préventif, comme de l'héparine à bas poids moléculaire, pour toute la période durant laquelle vous êtes à risque de développer une thrombose veineuse.
Lorsque l'on évalue le risque de thrombose, on distingue le risque de base et le risque aigu. Le risque de base, ou risque lié aux prédispositions, inclut les facteurs héréditaires et acquis de chaque patient et est présent, même en l'absence d'événement aigu. Le risque aigu résulte d'un événement aigu ou de son traitement, p. ex. une opération chirurgicale ou une maladie aiguë nécessitant une immobilisation.
Risques de base de thrombose | Risques aigus de thrombose |
---|---|
Pilule contraceptive ou traitement hormonal spécifique de la ménopause | Immobilité (alitement, plâtre, attelle de jambe, paralysie aiguë après un AVC) |
Antécédent de thrombose/embolie | Opération, blessure |
Thrombose/embolie chez un parent proche | Grossesse |
Tendance congénitale ou acquise à la thrombose (thrombophilie) | Cancer actif |
Âge > 75 ans | Infection aiguë sévère (p. ex. pneumonie) |
Surpoids | Insuffisance cardiaque aiguë |
Antécédent de cancer | Maladies associées à des pertes liquidiennes importantes (p. ex. diarrhée sévère) |