Een trombose is de vorming van een abnormale bloedprop (een trombus) in een bloedvat.
Wanneer zich een trombus in een ader (vene) vormt, spreken we over een veneuze trombose. Veneuze trombosen komen het vaakst voor in de beenaders en de venen van het bekken.
Een veneuze trombose wordt veroorzaakt door de aantasting van de wand van een ader of vene die gepaard gaat met de vorming van een bloedklonter. Deze is meestal het gevolg van een verstoorde bloedstroom na een heelkundige ingreep of bij een langdurige immobilisatie ten gevolge van een acute aandoening of een trauma.
Men onderscheidt 3 types van veneuze trombose: oppervlakkige veneuze trombose, diepe veneuze trombose en longembolie.
Bij een trombus in een slagader (arterie) , spreken we over een arteriële trombose die bijvoorbeeld in de kransslagaders tot een hartinfarct kan leiden.
Wanneer een arterie gedeeltelijk of volledig afgesloten wordt door een trombus, vermindert de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen naar het omliggende weefsel, of valt deze aanvoer zelfs stil. Het weefsel wordt kan koud en bleek. Door de bloedvatafsluiting en de resulterende gebrekkige toevoer naar het weefsel, kunnen er levensbedreigende complicaties optreden, zoals een ischemische beroerte, acuut coronair syndroom (ACS) of perifeer arterieel vaatlijden (PAV).
Typische symptomen van een arteriële trombose: